Nestgelegenheid.

 

 

 

Wie watervogels wil houden doet dit meestal met het doel ook met watervogels te kweken. Om ervoor te zorgen dat watervogels gaan leggen en dan overgaan tot broeden moeten er voldoende nestgelegenheden zijn. Liever te veel dan te weinig, zodat ze zelf het meest geschikte plekje kunnen uitkiezen en de kans op eieren en broeden aanzienlijk vergroot. Hoe meer vrouwtjes, hoe meer voorkeuren. Vindt een vrouwtje geen of geen geschikte nestgelegenheid, dan zal ze meer dan waarschijnlijk niet leggen. Het is lang niet eenvoudig om zomaar met watervogels te kweken, daarvoor heeft u in de eerste plaats geduld nodig.

 

Het mag voor zich spreken dat watervogels zich het meeste op hun gemak voelen als de omgeving waarin ze gehouden en opgekweekt worden, zoveel mogelijk lijkt op de omgeving waarin ze in het wild leven. Men moet trachten dat de omgeving zo natuurlijk mogelijk wordt aangekleed, met voldoende beplantingen, al naar gelang de behoefte van de soort. Het is belangrijk dat de watervogels zich thuis voelen in hun onnatuurlijke omgeving, dat zelfs ver van hun oorspronkelijke leefgebied kan zijn.

 

Het broeden van onze watervogels varieert van soort tot soort, want ieder soort stelt specifieke eisen. De soort nestgelegenheid speelt een belangrijke rol. Er zijn soorten die in het gras broeden, andere zoeken een holte in de vorm van een konijnenpijp, weer andere broeden meestel in een zelf gegraven kuiltje. Sommige kruipen onder de lage takken van een boompje, tussen dichte beplanting of broeden liefst tussen het riet. En dan heeft men nog de echte holenbroeders, zij kruipen in een nestkastje dat op een zekere hoogte boven de grond geplaatst is en dat ze bereiken langs een laddertje of ze kruipen in een lange inloopbuis om wat verder bij verbreding van de buis het nest te maken. Soms kruipen ze zelfs ver en diep onder de grond. Er bestaan soorten waarbij de woerd trouw op de wacht staat terwijl het vrouwtje broedt. Van sommige soorten broeden woerd en vrouwtje afwisselend, zoals de zwanen en alle soorten boomeenden.

 

In de gespecialiseerde handel zijn nestgelegenheden in verschillende materialen en maten verkrijgbaar. Je vindt er o.a. nestkorven, houten en betonnen nestkastjes, nestkastjes met of zonder laddertje. Je hoeft niet altijd in je geldbeugel te tasten. Een houten hokje met één of twee open zijden, een overkapping gemaakt van golfplaten of een schuinstaande plank tegen een muur. Maar ook afgedankte materialen zoals: melkbussen, tonnen, vaten of grote emmers die plat op de grond gelegd wordt, zijn prima nestgelegenheid. Sommige watervogelvrouwtjes zullen hiervan gebruik maken.

 

In het “Eendentuintje“ gebruiken we momenteel hoofdzakelijk nestkastjes van hout, deze zijn behandeld met milieuvriendelijk en diervriendelijk product. Houten nestkastjes hebben het voordeel dat ze isolerend zijn, een lange levensduur hebben en kunnen gans het jaar blijven staan mits reiniging na het broeden. Houten nestkasten zonder laddertje plaatst je beter op een droge dan op een vochtige grond, anders is hen geen lang leven beschoren. Om rotting van de nestkastbodem te vermijden zou je onder de vier hoeken een steen kunnen schuiven. De nestkastjes zijn voorzien van een afdakje, tegen regen en zon. Andere modellen hebben een voorportaaltje (terrasje) waarop de woerd kan zitten waken terwijl zijn vrouwtje zit te broeden. Binnenin is er een scheiding voorzien tussen ingang en nestplaats. Nestkasten met een voorportaaltje bieden het voordeel dat de zon niet binnenschijnt en dat ze veiliger zijn voor roofvogels.

 

Indien je tuin is overdekt met netten en je beschikt over ongeleewiekte vogels kan je enkele nestkasten in een boom, een afgeknotte boomstam of een hogere paal bevestigen. Een laddertje is dan niet nodig maar een stevig blokje hout, juist onder het nestgat bevestigd, is altijd gerieflijk om op te landen.

 

De nestkastjes plaatst men liefst niet op een open plek. Bij zomerse temperaturen kan het er broeierig heet in worden. Tracht de nestkastjes een plek tussen het groen, naast of onder planten te geven. Je krijgt een prachtig effect en bovendien krijgen de watervogels een beschut en beschermd gevoel, en blijft het binnenin het nestkastje veel koeler. Plaatst ook enkele nestkastjes zo dicht mogelijk bij de vijver. De onderkant van het laddertje steunt op of naast de vijverrand. Holenbroeders springen namelijk graag rechtstreeks vanuit het nest in het water. Laat de voorkant van de nestkast naar de vijver en het oosten wijzen ( vrouwtjes voelen zich hierbij het veiligst). Uit het zuiden komt te veel zon, uit het westen te veel regen en uit het noorden te veel kou. Zet ook enkele nestkastjes verder weg van de vijver wanneer er verschillende soorten bij elkaar zitten.

 

In onze nestkastjes leggen we een graszode. Een graszode is een dunne plak bestaand uit bovengrondse plantendelen, weinig aarde en wortels van gras. Een graszode heeft als voordeel dat het de vochtigheidsgraad opschroeft. Steek een graszode uit ten grootte van de bodem van jouw aangeboden nestkast en leg de zode met de graskant naar beneden, druk met je vuist een kuiltje in. Als de kweektijd nadert, kun je er stro aan toevoegen.

 

Sommige liefhebbers denken dat de nestkasten goede schuilplaatsen zijn bij barre weersomstandigheden. Dit is een serieuze misvatting, op enkele uitzonderingen na. De meeste watervogelvrouwtjes maken slechts gebruik van de kasten voor het leggen en bebroeden van hun eieren. Zodra de kuikens uitgekomen zijn, verlaten ze samen met hun kroost het nest om daarna niet meer weer te keren.

 

Terug naar Verzorging.