Blokeend, wit.

 

 

 

 

Verspreiding: Holland, Zuidoost – Azië.

Mutanten: Wit, wildkleur, bont, zwart.

Gewicht woerd: 950 gr.

Gewicht Vrouwtje: 950 gr.

Geslachtsrijp: éénjarige leeftijd.

Legsel: 8 – 10 witte eieren.

Broedduur: 26 – 28 dagen.

Legperiode: van april tot en met juli.

Ringen: 12 mm.

 

 

Leuk om weten:

 

Hollandse kwakereendjes zijn de kleinste soort van al de tamme, gedomesticeerde, eenden. Men ziet ze veel op tentoonstellingen en in heel wat verschillende kleurlagen. Ze vallen bijzonder op door hun kleine lichaambouw en korte bekjes, ook door het luidruchtig gekwaak van de vrouwtjeseenden. De mannetjes zijn niet luidruchtig en maken een zacht geluid.

 

Deze mooie, tamme eendjes stammen af van de wilde eend, zoals vele andere gedomesticeerde eendensoorten. Er zijn vele jaren streng selecteren aan voorafgegaan. Het zijn gemakkelijke eendjes. Men kan ze houden in een ruimte van enkele vierkante meter of ze bij de kippen of krielen laten lopen. Maar ze moeten zich wel dagelijks kunnen wassen om kun vederpak waterdicht te houden. Een klein vijvertje van 20 bij 30 cm diep volstaat voor kwakereendjes en als het in de winter dichtvriest, geeft men minstens eenmaal per dag een kom gevuld met lauw water. Zo kunnen ze veel beter tegen de vriestemperaturen. Men zorgt ook dat ze sneeuwvrij kunnen liggen en uit de wind door dichte struiken of onder een afdakje.  Kwakereendjes worden ook veel gebruikt om andere siereendeneieren uit te broeden en zelfs de jongen laten groot te brengen. Men kan ook kwakereendjes in een collectie van watervogels samen houden als de vijver en de loopruimte groot genoeg is. Altijd waakzaam zijn! Niet alle eendensoorten passen bij elkaar! Men moet ook weten dat men nooit kwakervrouwtjes houdt zonder mannetjes want dan kwaken ze onophoudelijk, zelfs ’s nachts. Of de kwakereendjes geleewiekt zijn of niet, maakt niet uit. Als ze voldoende voedsel hebben,  vliegen ze bijna nooit. Op deze manier kan men ook genieten van mooi watervogelleven dicht bij huis. Vooral in de zomer zullen ze veel voedsel zoals kevers, wormen, slakjes, waterplanten en zo meer, opnemen uit de natuur en uit het water, als het water proper en helder is. In de natuur bijvoederen volstaat met een handvol granen en brood. Granen kan men in ondiep water van 20 cm diep werpen. Het is mooi om te zien hoe ze het van de bodem vissen. In de winter, bij strenge nachtvorst, blijft het water op die manier gedeeltelijk ijsvrij als men ’s avonds voedert.           

 

Het zijn holen- en grondbroeders. Ze nestelen o.a. in een kruik, een tonnetje, in een nestkast met een laddertje, in een grondkuiltje tussen planten en sommige vrouwtjes willen ook wel nestelen in een ingegraven bak met een inloopbuis. De vrouwtjes leggen dagelijks. De kuikens zijn gemakkelijk op te kweken. Zowel kunstmatig, natuurlijk, als door een pleegmoeder. Men kan ook kwakereendjes in trio houden: 1 man met 2 vrouwtjes. Sommige mensen willen geen nakomelingen en in dat geval neemt men de eieren weg na enkele dagen  broeden en legt men nepeieren in de plaats. Eenden die niet broeden zijn niet natuurlijk.

 

Ze hoeven niet altijd jongen te krijgen want in de harde natuur krijgen ze ook niet altijd nakomelingen. De eieren worden vaak geroofd door roofdieren of worden door water overspoeld. De jongen worden ook vaak gevangen door roofdieren of sterven soms de eerste dagen van hun leven vooral in het vroege voorjaar door koude en gebrek aan voedsel. Op grote vijvers en waterlopen strijken vaak wilde eenden neer. Als de wilde vrouwtjes broeden zijn de mannen hiervan er op uit om de gedomesticeerde vrouwtjes te bevruchten. Zo kunnen kruisingen ontstaan. Men ziet dit aan de langere bek en hun slankere lichaamsbouw.

 

Terug naar Onze soorten.